Belangenconflict over een nieuwe onverenigbaarheid tussen een parlementair mandaat en een lokaal uitvoerend mandaat

10/10/2018 - update: 21/12/2018

Verschillende leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dienden op 7 juli 2017 een voorstel van ordonnantie in ‘tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet met het oog op de invoering van onverenigbaarheid tussen de functie van burgemeester of schepen en het mandaat van lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Vlaams Parlement en van het Europees Parlement’.

Het voorstel van ordonnantie wil het voor een burgemeester of schepen in één van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbieden te cumuleren met de functie van parlementslid. Eenzelfde voorstel van ordonnantie werd ook bij de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ingediend om een soortgelijke onverenigbaarheid in te voeren voor een voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Op 13 maart 2018 werd verslag rondgedeeld over dit voorstel van ordonnantie, uitgebracht namens de verenigde commissies voor de Financiën en de Algemene Zaken en voor de Binnenlandse Zaken. Op 8 juni 2018 besprak de plenaire vergadering van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement het voorstel van ordonnantie.

Het voorstel behaalde weliswaar een volstrekte meerderheid in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, maar in deze aangelegenheid is ook een meerderheid in de beide taalgroepen vereist. In de Nederlandse taalgroep behaalde het voorstel evenwel geen volstrekte meerderheid. De indieners van het voorstel van ordonnantie willen echter overgaan tot een tweede stemming waarbij, naast een volstrekte meerderheid in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, één derde van de stemmen in elke taalgroep volstaan. Deze procedure is beschreven in artikel 28, derde lid, van de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.

Tijdens zijn plenaire vergadering van 27 juni 2018 nam het Vlaams Parlement een motie aan, waarin het verklaart dat zijn belangen ernstig geschaad worden door dit voorstel van ordonnantie.

Door de inroeping van dit belangenconflict wordt de bespreking van het voorstel van ordonnantie in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement 60 dagen geschorst. Deze schorsing werd, als gevolg van het parlementair zomerreces van het Vlaams Parlement van 30 juli tot 3 september 2018, nog verlengd tot 8 oktober 2018. Tijdens die periode kunnen de twee betrokken assemblees (het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Vlaams Parlement) overleg plegen en een oplossing voor het belangenconflict zoeken.

Het overleg tussen de delegaties van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Vlaams Parlement vond plaats op 18 juli en op 28 september 2018. De delegaties stelden vast dat het overleg niet tot een oplossing leidde.

De voorzitters van het Vlaams Parlement en van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement hebben de voorzitter van de Senaat hiervan op de hoogte gebracht op 9 oktober 2018.

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat bracht op 30 november 2018 een verslag uit over dit belangenconflict. De plenaire vergadering van de Senaat bracht ten slotte op 14 december 2018 een gemotiveerd advies uit aan het Overlegcomité.

Dat comité beschikt vervolgens over 30 dagen om een beslissing te nemen. Nadien kan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement de behandeling van het voorstel van ordonnantie verderzetten.

De procedure tot voorkoming en regeling van belangenconflicten tussen parlementaire vergaderingen wordt geregeld in artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.